In zijn nieuwe boek 'De zeven vinkjes' analyseert Joris Luyendijk zijn eigen privileges
In zijn nieuwe boek ‘De zeven vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen’ neemt de Nederlandse auteur Joris Luyendijk zichzelf onder de loep. Want hij is wit, hoogopgeleid, hetero, komt uit een welgesteld nest met hoogopgeleide ouders, heeft geen migratieachtergrond en heeft zelf ook een universitair diploma.
Luyendijk is thuis opgegroeid met dezelfde cultuur die er ook op school, op de universiteit en later op zijn werk heerste. Dat op zich is een privilege, vertelt hij in De Afspraak, waar hij te gast is samen met politiek journalist Isolde Van den Eynde en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui. 'Ik ben in Egypte gaan wonen en daar is het toppunt van onbeleefdheid oogcontact,' illustreert Luyendijk. 'In Nederland is het toppunt van onbeleefheid geen oogcontact. Hoe zou mijn leven zijn gelopen als ik de zoon was van Egyptische migranten in Nederland? Dan had ik enorm moeten wennen aan het feit dat ik geen oogcontact mag maken, en op school juist wel. 'Kijk me aan als je met me praat! Die keurt me geen blik waardig!' Oogcontact is helemaal hoe het bij ons werkt: wat een privilege.'
Wat is de oplossing?
'De oplossing is in eerste instantie om op een andere manier na te denken over kwaliteit,' vertelt Luyendijk. Kwaliteit is niet: een tweede studie, een middenklasse cv... Maar wel: waar heb jij gebroken met de verwachtingen van je milieu? Waar ben jij ingegaan tegen de verwachtingen van je milieu? Waar heb jij echt moeten terugvechten?'
Wat doet die uitgangspositie met je zelf-, mens- en maatschappijbeeld? En wat doet het met een land wanner zulke ‘onkwetsbare’ mannen er de plak zwaaien?