Dat Hilde Van Mieghem een vlotte pen heeft wisten we al eerder door haar columns in De Morgen die altijd zeer beklijvend zijn. In haar debuut overtreft ze zichzelf met een verhaal dat aan de ribben blijft plakken. Hoe ze de ellende van beide wereldoorlogen beschrijft en specifiek de Jodenvervolging in Antwerpen is van een gruwelijk realisme dat ik soms het boek af en toe moest wegleggen. Het is geen boek om vrolijk van te worden, maar het moest verteld worden. Ze doet dat met verve, vijf sterren!
1920. Drie temperamentvolle, beeldschone jonge vrouwen willen uitvliegen, dartelen en liefhebben. Boerendochter Madeleine wordt uitgehuwelijkt en moet haar grote liefde verlaten voor een wrede echtgenoot. De zevenjarige Tine verliest haar moeder, en de zorg voor haar broer, vader en hun armzalige boerderij valt op haar frêle schouders. Juliet vlucht weg van haar zuipende, promiscue moeder en wordt dienstmeisje bij een Joods gezin. Zwanger van de heer des huizes wordt ze als ‘een gevallen vrouw’ op straat gezet. Hun paden kruisen, en er ontstaat een hechte vriendschap. Samen strijden ze op leven en dood tegen een liefdeloos, hard bestaan – hoe ontsnap je aan een schraal en zielloos leven?